Ruiter maakte in het seizoen 2009/2010 zijn debuut in het betaalde voetbal namens FC Volendam, om in de zomer van 2012 de overstap te maken naar FC Utrecht. In de Domstad veroverde de lange goalie direct een basisplaats. Na afloop van de voorbije jaargang werd Ruiter bekroond met de David Di Tommaso Trofee. Die wordt jaarlijks, aan het einde van het seizoen, door de supporters van de club uitgereikt aan de speler die zij die jaargang de beste vonden. Tijdens zijn eerste seizoen in Utrechtse dienst eindigde Ruiter in die verkiezing al op de tweede plaats.

“We zijn er ontzettend blij mee en zeer trots op dat we Robbin langer aan ons hebben verbonden. Dit hebben we kunnen doen dankzij de inkomsten uit de transfer van Jens Toornstra. Zo kunnen we onze selectie kwalitatief op peil houden om aan onze ambities te kunnen blijven voldoen”, reageert Manager Spelerszaken & Scouting Edwin de Kruijff van FC Utrecht opgetogen. “Gedurende de voorbije twee seizoenen hebben we Robbin in Utrecht leren kennen als een betrouwbare, betrokken en gepassioneerde keeper. Dat hij er ondanks de interesse van diverse clubs voor heeft gekozen om zijn contract bij FC Utrecht te verlengen, geeft aan dat het goede gevoel wederzijds is.”

Ruiter op zijn beurt is er blij mee Stadion Galgenwaard nog een jaar langer zijn voetbalthuishaven te mogen noemen. “Het vertrouwen dat de club in mij heeft getoond, doet me goed. Ik ben blij dat ik na twee mooie seizoenen bij FC Utrecht nu een contract heb mogen ondertekenen dat me nog een seizoen langer aan de club verbindt”, zegt de keeper, die in de eindfase van het afgelopen seizoen aangaf open te staan voor een buitenlandse loopbaanstap. “Er was concrete interesse van diverse clubs, maar FC Utrecht gaf duidelijk aan mij heel graag te willen behouden. Het feit dat ik nu voor een jaar heb bijgetekend, onderstreept nog maar eens dat ik het hier hartstikke goed naar mijn zin heb. In de twee jaar dat ik hier nu heb gespeeld, heb ik ook een goede band opgebouwd met de supporters. Het is prachtig om te spelen in de Galgenwaard.”