Hete Bliksem en Wentelteefjes
Toen mijn kinderen nog klein waren, maakte ik wel eens wentelteefjes voor ze. Nadat de korstjes (net niet) van de sneetjes waren afgesneden werd het brood geweekt in een mengsel van melk, ei, suiker en vanillesuiker. De sneetjes werden daarna gebakken in de koekenpan en, bestrooid met basterdsuiker en kaneel, warm gegeten. Voor mijn kinderen was dit een feestlunch, terwijl het vroeger een typisch Utrechts nagerecht was dat uit armoede was ontstaan.
Er is veel veranderd in onze eetgewoonten. Er wordt minder tijd besteed aan het bereiden van maaltijden. De industrie heeft hierop ingespeeld door snel-klaar producten op de markt te brengen. Bonen, erwten en linzen hoeven geen uren meer te weken. Draadjesvlees staat nog maar zelden op het menu. Ook de keuzemogelijkheden zijn veranderd. Tijdens vakanties in het buitenland hebben we kennis gemaakt met gerechten uit andere culturen en ook immigranten hebben hun eetgewoonten meegenomen naar ons land. In de supermarkt zijn al deze producten tegenwoordig verkrijgbaar. Belangrijk voor de verandering in onze eetgewoonten is ook de wijziging in leefomstandigheden geweest, waardoor de functie van de maaltijden is veranderd.
Zo’n honderd jaar geleden vestigden grote fabrieken als Stork-Jaffa, Demka en Werkspoor zich in Utrecht. Veel van hun werknemers verhuisden mee naar Utrecht en ook boeren uit de omgeving kwamen naar de stad om in de fabrieken te gaan werken. Er kwamen steeds meer mensen op een hoop te wonen. De meervermogende mensen verhuisden naar buurgemeenten en Utrecht werd een stad van arbeiders. Veel mensen leefden onder erbarmelijke omstandigheden. Grote gezinnen woonden in kleine huisjes, waarin voorzieningen als stromend water, keuken, toilet en riolering ontbraken.
De arbeiders waren arm, hadden fysiek zwaar werk en maakten lange werkdagen. Maaltijden moesten daarom vooral voedzaam zijn. De ingrediënten moesten beschikbaar, goedkoop en lang houdbaar zijn. De keuze was daarbij zeer beperkt, want men kocht uitsluitend bij buurt- en kerkgenoten. Zo bleef het geld binnen de eigen gemeenschap. Vaak betaalde men pas op zaterdag als de loonzakjes waren ontvangen.
Bij gebrek aan een keuken moest de maaltijd bij voorkeur in één pan bereid kunnen worden. Er werden dan ook vaak stamppotten of husselpotten gemaakt. Een bekend Utrechts gerecht was ‘hete bliksem’. Dit was een stamppot van aardappels, zure appels en zoete appels met veel peper en eventueel wat stroop. Als de appels werden vervangen door stoofperen en een pijpje kaneel, werd het gerecht ‘blauwe bliksem’ genoemd.
Eigenlijk behoorden beide stamppotten te worden gegeten met doorregen spek, maar vlees was een luxeartikel. Dit werd opgelost door vleesafsnijdsel of slachtafval te kopen bij de slager, die toen nog zelf slachtte, of door een vetpotje te maken. Hierbij werd runderniervet of reuzel vermengd met melk, vervolgens gesmolten en daarna gezeefd. Het met melk aangelengde vet werd na de stolling gebruikt als boter, de niet gesmolten kaantjes werden door de stamppot geroerd.
Uiteraard werd er niets weggegooid. Alle beschikbare groenten werden in stamppotten verwerkt. Zo ontstonden gerechten als ‘drieschaft’, ‘vierschaft’ en zelfs ‘zevenschaft’. Oudbakken brood, Utrechters zeggen oudbákken in plaats van oúdbakken, werd gebruikt om broodpap of wentelteefjes van te maken. Ook werd oud brood wel verkruimeld en door het gehakt gemengd.
Pas in de jaren vijftig zouden de meeste mensen het beter krijgen. Maar voor mensen die de jaren twintig, de daaropvolgende crisisjaren en aansluitend de oorlog hadden meegemaakt, is het weggooien van voedsel altijd een doodzonde gebleven. Ik herinner me dat mijn vader overgebleven aardappels altijd prakte, mengde met karnemelk en suiker, en at als nagerecht. In veel Utrechtse gezinnen zal in de jaren vijftig en zestig, als moeder het gehakt weer eens met te veel oud brood had aangemaakt, de hartekreet hebben geklonken: “Mán mán mán, da’s Lubro-gehák!”.
Bert van Zantwijk
Reacties
Reactie plaatsen